De oprichting in 1926 van de Destructor Midwoud; Destructoren waren geen financiële vetpotten

In het Noord-Hollandse veerijke gebied nam de vleeskeuringskring Midwoud in 1925 samen met de gemeenten Midwoud,Twisk, Opperdoes, Medenblik en Wervershoof het initiatief tot het oprichten van “een installatie voor de vernietiging van afgekeurd vlees en kadavers”. In de installatie zou dit materiaal omgezet moeten worden in meststof, diermeel voor de varkens en de kippen en “technisch” vet voor bijvoorbeeld de zeepindustrie.

Door de veedichtheid waren hiervoor genoeg kadavers en afgekeurd vlees, zodat de afstand tot de destructor betrekkelijk klein. Niet alleen bleven daardoor de transportkosten beperkt maar was het materiaal wat dan in de destructor werd verwerkt nog redelijk vers en nog weinig in ontbinding, waardoor de destructor een goede kwaliteit producten kon leveren. Tenslotte was er in het gebied rond Midwoud voldoende vraag naar voer voor de beesten.

In oktober 1926 geven GS van Noord-Holland de goedkeuring aan de Hinderwetvergunning, die in februari van datzelfde jaar door B&W van Midwoud is voorgesteld en op 22 november 1927 werd de destructor officieel geopend.

In tegenstelling tot de NTF in Burgum was de destructor van Midwoud een geheel gemeentelijke inrichting en had daarmee primair tot doel het uitvoeren van de wettelijk aan de gemeente opgelegde verplichting tot het verwerken van kadavers en afgekeurd vlees. Het maken van winst hierop was hierbij geen uitgangspunt. Wanneer de deze destructor wel winst zou maken, dan zal deze op één of andere manier terugvloeien naar de gemeenschap.

De NTF was een geheel particuliere firma. Zij nam welliswaar ook deze uitvoering op zich maar had daarbij als hoofddoel uiteindelijk wel het maken van winst.

Onder andere vanwege deze verschillen, hadden beide destructoren grote belangstelling van de zijde van gemeentebesturen, slachthuisdirecties, vee- en vleeskeuringsdiensten

Zo staken in 1931 oprichtingscommissies voor Noord Brabant en de gemeenten Winterswijk, Geldermalsen hun licht op in Midwoud.

Destructiebedrijven waren geen financiële vetpot
In de beginjaren waren deastructoren bepaald geen financiële vetpot. Net als de NTF leed ook de destructor van Midwoud de eerste jaren verlies. In 1937 was dat verlies voor een gemeenteraadslid van Obdam de aanleiding om te stellen dat het werkgebied van de destructor in Midwoud gewoon te klein is, waardoor de aanvoer van materiaal te gering is”. In 1938, toen de productie van “Midwoud” 100 kg diermeel en 45 kg technisch vet per dag was, leidde dit bij de burgemeester van  Obdam tot de volgende uitspraak “vele destructoren zijn scheepjes van bijleg …..

scheepje van bijleg

Destructoren waren in de jaren dertig  “scheepjes van bijleg”

Bron: Tekening H. Oudejans Decoratief Tekenwerk