Klein leed bij de Destructor “Zeeland” in Hansweert

In het Zeeuwse Hansweert heeft de Gekro een aantal jaren ook een destructie-installatie gehad. Dit hadden zij, omdat het vervoer vanaf de Zeeuwse eilanden naar de hoofdvestiging in Overschie uiterst moeizaam was.

Dat er met bij ophalen van kadavers ook wel eens wat anders mis ging, bewijst onderstaande advertentie in de Provinciale Zeeuwsche Courant van 2 maart 1953.

 

1953 03 02 pzc krant

Advies Raadscommissie van Keulen uit 1929: Neem NTF als voorbeeld voor de te bouwen destructor in Keulen

 

BUITENLANDS BEZOEK AAN DEN DESTRUCTOR TE BERGUM

Dezer dagen heeft een commissie, bestaande uit 11 leden, waaronder 9 Raadsleden van de stad Keulen, vertegenwoordigende de verschillende fracties uit den Raad, onder leiding van den Wethouder van Publieke Werken en de directie van dezen gemeentedienst, een bezoek gebracht aan den destructor der N. V. Nederlandsche Thermo-Chemische Fabrieken te Bergum (Friesland).

De geheele commissie, die reeds verschillende andere destructoren in Duitschland bezocht had, heeft eenstemmig haar bewondering uitgesproken over de inrichting en organisatie der N.V. Nederlandsche Thermo-Chemische Fabrieken.

In een verslag, opgemaakt door den gedelegeerde van de financieele commissie van de stad Keulen, wordt de destructor te Bergum als „ein Musterbetrieb allerersten Ranges” genoemd.

Na afloop van het bezoek heeft de daartoe benoemde commissie besloten den Raad te adviseeren don destructor te Bergum als voorbeeld te nemen voor dc thans te Keulen te bouwen soortgelijke inrichting

 

Blog 2016 01 25 keulen en NTF vaderl. 20 jul. 1929
Het oorspronkelijke bericht

 

 

 

Hoe in 1937 een aangespoelde potvis naar de destructor van de Gekro ging

Onderstaand bericht in het Algemeen Handelsblad van 2 maart 1937 beschrijft niet alleen het transport van een in Breskens aangespoelde dode walvis naar het destructiebedrijf van de Gekro in Overschie.
Het kadaver werd daarvoor in zijn geheel door sleepboten door de vaarwegen gesleept . Het werd toen nog niet – zoals nu – ter plaatse in stukken verdeeld en met ophaalwagens naar de destructor gebracht. 
Zowel het transport als de walvis zelf waren grote publiekstrekkers.

DE EERSTE POTVISCH TE  ROTTERDAM

Groote belangstelling. (Van onzen correspondent)

Een der reusachtige potvisschen,  die in den nacht van Dinsdag op Woensdag op een zandplaat ten westen van Terneuzen zijn aangespoeld is vanmorgen om half elf in de Parkhaven te Rotterdam aangekomen. Omstreeks half tien passerde de sleepboot Haringvliet van de stoomsleepdienst v.h. P. Smit Jr het Kralingscheveer, waar een motorbootje van de rivierpolitie gemeerd lag om de sleep tot de Parkhaven te begeleiden.

Aanvankelijk heeft het in de bedoeling gelegen om de potvisch naar de Maashaven te slepen tot bij den werf van Bon en Mees, waar een bok het gevaarte op een zolderschuit zou hijschen, die dan onmiddelijk naar de Coolhaven zou worden gesleept, waar het publiek in de gelegenheid zou worden gesteld tegen betaling van een kleine vergoeding. een kijkje te nemen. eeToen de sleepboot in de Maashaven aankwam bleek. dat de bok pas vanmiddag in werking  kon worden gesteld.

men is toen naar de aan de andere kant van de rivier gelegen Parkhaven gevaren, waar sleepboot en potvisch ligplaats hebben genomen tegenover de terreinen van de firma William H Muller en Co in den onmiddelijken nabijheid van de aanlegsteiger van het Wagenveer.

Toen de sleep hedenmiddag door het Kralingsche Veer voer, constateerden wij dat de visch nogal stank verspreidde, zoodat toen reeds twijfel begon te rijzen of den expositie in den Coolhaven  – men had daar reeds in verband met de belangstelling hekken getimmerd – wel  doorgang kon  vinden.

Bij aankomst van de sleepboot in den Parkhaven, hebben de heren M de Kroes van het destructiebedrijf en H. Cornet van het Leidsch Museum zich met enige autoriteiten in verbinding gesteld en men achtte het toen beter niet den visch in de Coolhaven, waarvan de omgeving nogal dicht is bebouwd,  te exposeren, doch in den Parkhaven.
Met behulp van een bok zou men heden het gevaarte op den kade zetten, die daar ter plaaste voor een groot gedeelte is open gebroken in verband met herstellingen aan het wegdek.

Het publiek kan den visch dus toch nog aanschouwen, zonder dat iemand hinder van de stank zal ondervinden.

Het transport naar Rotterdam is bijzonder vlot verlopen dankzij de zorgen van kapitein van den Heuvel, die goed bekend in op de Zeeuwsche binnenwateren. Men moest vooral rekening houden met de grote diepgang, die de potvisch heeft er er voor zorg dragen dat het dier niet aan den grond zou komen te zitten.
De vaarweg naar Oversehie is zelfs niet diep genoeg om het dier door het water naar het destructiebedrijf van de Gekro te slepen, vandaar ook dat – al was de tentoonstelling niet doorgegaan – men toch van een zolderschuit gebruik had moeten maken voor het laatste gedeelte van de reis.

De Heer van den Heuvel vertelde ons dat hij reeds gisteravond te Dordrecht was aangekomen omdat men liever bij dag in Rotterdam wilde arriveren. Hij heeft toen het laatste gedeelte van de sleepreis tot vanmorgen uitgesteld.

Het vlotslepen te Breskens  is, naar de kapitein zeide, vlot verloopen. Hoewel het weer nogal ruw was, is men reeds Zaterdag te Wemeldinge aangekomen, waar men tot Zondagmorgen is blijven liggen. Men had de sleeptros ongeveer een lengte gegeven van ongeveer 6 tot 7 meter.  Tijdens de tocht is de visch niet beschadigd.

Bij aankomst te Rotterdam, stak de potvisch slechts voor een klein gedeelte boven water uit. Alleen de borstvin en een gedeelte van de romp waren te zien.

Bij aankomst in de Rotterdamsche haven heeft het  merkwaardige transport veel belangstelling getrokken. Overal langs de wal stonden kijkers rijen dik.  Vooral op de Maasbrug, die omstreeks 10 uur werd gepasseerd, stonden de menschen in dikke rijen. Een groot aantal schippers hebben zich in roeibooten begeven om de potvisch meer van nabij te kunnen beschouwen.

Hoe lang het dier in den Parkhaven zal worden tentoongesteld staat nog niet vast. Dit hangt af van het feit, of den stank zal verergeren. Dat de expositie lang zal duren valt sterk te betwijfelen.

   Bron: Limburger Courier 3 mrt 1937                      Bron: Nieuwe Tilburgse Courant 2 mrt 1937

 

Denderleeuw en Son

Op de plek van de Rendac in het Belgische Denderleeuw stond in 1925 de lucifersfabriek ‘The Dendermatch’, die echter in 1929 al weer dicht ging.

In 1934 begonnen de heren Krauch, Ghijsels en Peirsman in deze leegstaande fabriek een  vilbeluik, het latere Animalia opgericht.

Het vilbeluik, verwerkte kadavers, vis- en slachtafvallen  tot vlees-, vis en beendermeel, visoliën en de allerlei organische meststoffen.

Nadat Animalia samen ging met het Nederlandse CEBESON werd in 1997 de naam Animalia veranderd in Rendac (van RENDering ACtivities)

reclame vilbeluik denderleeuw klein

“Eeuwig durende kalender” uit de jaren vijftig van het Vilbeluik Denderleeuw

Bron: Google

De oprichting in 1926 van de Destructor Midwoud; Destructoren waren geen financiële vetpotten

In het Noord-Hollandse veerijke gebied nam de vleeskeuringskring Midwoud in 1925 samen met de gemeenten Midwoud,Twisk, Opperdoes, Medenblik en Wervershoof het initiatief tot het oprichten van “een installatie voor de vernietiging van afgekeurd vlees en kadavers”. In de installatie zou dit materiaal omgezet moeten worden in meststof, diermeel voor de varkens en de kippen en “technisch” vet voor bijvoorbeeld de zeepindustrie.

Door de veedichtheid waren hiervoor genoeg kadavers en afgekeurd vlees, zodat de afstand tot de destructor betrekkelijk klein. Niet alleen bleven daardoor de transportkosten beperkt maar was het materiaal wat dan in de destructor werd verwerkt nog redelijk vers en nog weinig in ontbinding, waardoor de destructor een goede kwaliteit producten kon leveren. Tenslotte was er in het gebied rond Midwoud voldoende vraag naar voer voor de beesten.

In oktober 1926 geven GS van Noord-Holland de goedkeuring aan de Hinderwetvergunning, die in februari van datzelfde jaar door B&W van Midwoud is voorgesteld en op 22 november 1927 werd de destructor officieel geopend.

In tegenstelling tot de NTF in Burgum was de destructor van Midwoud een geheel gemeentelijke inrichting en had daarmee primair tot doel het uitvoeren van de wettelijk aan de gemeente opgelegde verplichting tot het verwerken van kadavers en afgekeurd vlees. Het maken van winst hierop was hierbij geen uitgangspunt. Wanneer de deze destructor wel winst zou maken, dan zal deze op één of andere manier terugvloeien naar de gemeenschap.

De NTF was een geheel particuliere firma. Zij nam welliswaar ook deze uitvoering op zich maar had daarbij als hoofddoel uiteindelijk wel het maken van winst.

Onder andere vanwege deze verschillen, hadden beide destructoren grote belangstelling van de zijde van gemeentebesturen, slachthuisdirecties, vee- en vleeskeuringsdiensten

Zo staken in 1931 oprichtingscommissies voor Noord Brabant en de gemeenten Winterswijk, Geldermalsen hun licht op in Midwoud.

Destructiebedrijven waren geen financiële vetpot
In de beginjaren waren deastructoren bepaald geen financiële vetpot. Net als de NTF leed ook de destructor van Midwoud de eerste jaren verlies. In 1937 was dat verlies voor een gemeenteraadslid van Obdam de aanleiding om te stellen dat het werkgebied van de destructor in Midwoud gewoon te klein is, waardoor de aanvoer van materiaal te gering is”. In 1938, toen de productie van “Midwoud” 100 kg diermeel en 45 kg technisch vet per dag was, leidde dit bij de burgemeester van  Obdam tot de volgende uitspraak “vele destructoren zijn scheepjes van bijleg …..

scheepje van bijleg

Destructoren waren in de jaren dertig  “scheepjes van bijleg”

Bron: Tekening H. Oudejans Decoratief Tekenwerk

Niet de NTF maar de “Eerste Friesche Lijm- en Vleeschmeelfabriek” te Wolvega

De NTF was niet het eerste destructiebedrijf in Nederland ……..

Nee want de “Eerste Friesche Lijm-en Vleeschmeelfabriek” aan de Schipsloot in Wolvega was er eerder. In dit bedrijf, dat in 1917 werd opgericht en waarvan de fabriek in al 1920 werd gebouwd  verwerkten ze kadavers tot lijm, vlees- en beendermeel. Mede door de slapte in 1921 in de markt voor vleesmeel en de daarmee gepaard gaande overproductie, moest het bedrijf in januari van dat jaar van de 50 mensen al 25-30 man tijdelijk ontslaan. De grote brand van januari 1922 heeft het bedrijf uiteindelijk de nekslag gegeven, waardoor het in maart 1923 werd geliquideerd. In juli van datzelfde jaar werden de gebouwen en installaties, waaronder een “kostbare cadaververwerkingsinstallatie”, geveild. Volgens mijn informatie is de genoemde kadaververwerkingsinstallatie een “IWELL-Laabs”.

Ik ben heel benieuwd of iemand mij blij kan maken met bijvoorbeeld foto’s, tekeningen, het genoemde veilingboekje of andere aanvullende informatie over de Eerste Friesche Lijm- en Vleeschmeelfabriek. Als dat zo is kunt U mij mailen op cat.1.boekje@kpnmail.nl

1920 11 19 Nwsblad van Friesland Wolvega 1

Nieuwsblad van Friesland van 19 nov. 1920

1923 06 23 leeuwarder crt. pag 29    1 ;wolvega 1

1923 06 23 Leeuwarder courant van 23 juni 1923

Voor de oorlog waren er geen kadaverkappen maar kadaverhuisjes

kadaverhuisje Dungen

Tegenwoordig worden de kadavers onder een kap langs de weg gelegd om te worden opgehaald.
Voor de oorlog waren daarvoor speciale huisjes. Het was nogal een hele heisa om zo’n kadaver in zo’n huisje te krijgen en voor de chauffeur van de Destructor eenzelfde heisa om hem uit dat huisje in zijn ophaalwagen te krijgen.
Op bijgaande site van Heemkunde Dungen staat hierover een heel leuk artikel

HEEMKUNDEDENDUNGEN.NL

Oud aandeel Destructor NCB uit 1933

 Naast de NTF werden er in Nederland meerdere destructiebedrijven opgericht, waarvan de Gekro bij Rotterdam en de NV Chemische Bedrijven van de NCB, of kortweg Destructor NCB in Son de bekendste waren
Het laatste genoemde bedrijf, dat samen met de NTF de huidige Rendac werd, is in 1933 opgericht.
En zo zagen de aandelen er toen uit.

NCB Aandeel-page1NCB Aandeel-page2

Medeoprichter NTF handelde al in 1916 in vleesmeel als veevoer

Getuige deze advertenties had – nog voor de oprichting van de NTF – één van de oprichters hiervan, Charles Nijveen of Karel Mozes, al een handel in vleesmeel voor veevoer en dierlijke vetten voor technische toepassingen. In feite zijn dit “destructieproducten”. Ik weet niet of hij deze producten ook zelf produceerde of ze  elders inkocht

LC-19161211-7002 NTF Phenix inedible dierlijk vet

LC-19171105-8004 NTF Phenix diermeel als veevoer

LC-1919 03 19-4012 NTF Phenix  advertentie paardenvet